Wet inrichting landelijk gebied
Artikel 4
1
Provinciale staten stellen voor hun provincie een provinciaal meerjarenprogramma voor het gebiedsgerichte beleid vast met inachtneming van het structuurvisies als bedoeld in artikel 2.2 van de Wet ruimtelijke ordening, en het provinciale beleid met betrekking tot de ontwikkeling van het landelijk gebied.
2
Het provinciale meerjarenprogramma heeft betrekking op een tijdvak van zeven kalenderjaren. Het eerste tijdvak waarvoor een meerjarenprogramma wordt vastgesteld vangt aan op 1 januari 2007.
3
Het provinciale meerjarenprogramma bevat in ieder geval:
a
de bijdrage die de provincie kan leveren aan het bereiken van de doelen van het gebiedsgerichte beleid van het Rijk in concrete, meetbare termen, voor het tijdvak waarop het meerjarenprogramma betrekking heeft, alsmede een indicatie van zodanige bijdragen voor daaropvolgende tijdvakken;
b
een zo nauwkeurig mogelijke raming van de kosten van de uitvoering, van de voor het meerjarenprogramma benodigde middelen van het Rijk en, voor zover van toepassing, van de voor de uitvoering van het meerjarenprogramma beschikbare provinciale middelen, van door de Europese Unie of gemeenten of waterschappen ter beschikking gestelde middelen, alsmede van door private partijen ter beschikking gestelde middelen; en
c
de wijze waarop de voortgang van de uitvoering wordt bewaakt en geƫvalueerd.
4
Provinciale staten kunnen de bevoegdheid tot het vaststellen van het provinciale meerjarenprogramma overdragen aan gedeputeerde staten.
5
Bij de voorbereiding van het provinciale meerjarenprogramma betrekken provinciale staten, of, in het geval bedoeld in het vierde lid, gedeputeerde staten de besturen van de gemeenten en waterschappen die het aangaat.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.